Wat te doen bij smaakverlies?

Smaak achteruit?

Vanaf ongeveer het vijftigste jaar neemt de smaakgevoeligheid van mensen af. Het verschilt per persoon in welke mate dit gebeurt. De smaak van producten wordt voor zo’n 70% bepaald door reuk. Door ziekte kan de smaak- en reukgevoeligheid worden aangetast. Ook factoren als medicijngebruik, de sociale omgeving of eenzaamheid kunnen de smaak en het genot van eten negatief beïnvloeden.

 

Wat te doen?

Uit onderzoek blijkt dat het sterker maken van smaak meestal niet veel helpt. Beter is het om producten te kiezen die:

  • een prettige textuur hebben (bijvoorbeeld geen grote of harde stukken)
  • gemakkelijk te kauwen en te slikken zijn;
  • niet al te complex van smaak zijn;
  • een smaak te hebben die aan vroeger herinnert (recepten uit uw jeugd).

Behalve smaak, geur en textuur, spelen ook zaken als temperatuur, kleur en geluid een rol: soep moet warm zijn, een tomaat moet rood zijn, chips moeten kraken.

 

Kortom, voeding moet smaakvol, herkenbaar en aantrekkelijk zijn.

 

Smaaksturing

Producten zo aanpassen dat mensen ondanks een verminderde smaakbeleving toch kunnen genieten van een smakelijke voeding heet smaaksturing.

In sommige instellingen worden smaaktests gedaan. De kok test dan welke smaken bij een patiënt veranderd zijn. Vervolgens wordt gekeken met welke  aanpassingen het eten voor die persoon weer lekkerder wordt,  bijvoorbeeld door bepaalde kruiden toe te voegen. Deze adviezen komen op een voedingskaart of in een smaakpaspoort te staan. Die wordt gebruikt bij het bereiden van de maaltijden en de patiënt krijgt het uiteindelijk mee naar huis. Wilt u een smaaktest laten uitvoeren? Klik hier voor meer informatie.

 

Maak uw eigen smaakpaspoort of smaakdagboek

Wat vindt ú lekker? Test voor uzelf ook eens wat u wel en niet lekker (meer) vindt. Houdt u erg van zoete vla of bent u gek op een bittere grapefruit? En welke kruiden vindt u lekker? Schrijft dat op en houdt dat bij. Als u eens bij iemand eet en het smaakt u goed, vraag dan naar de ingrediënten. Of bedenk of bespreek nog eens waarom het eten vroeger zo lekker was; welke ingrediënten gebruikte uw oma of moeder