Hoe eet ik nu?

01.a. Is uw gewicht de afgelopen zes maanden veranderd?

01.b. Heeft u de afgelopen zes maanden geprobeerd om uw gewicht te veranderen?

01.c. Vindt u uw lichaamsgewicht ...?

02.Slaat u maaltijden over?

03.Beperkt of vermijdt u bepaalde voedingsmiddelen?

04.Hoe zou u uw eetlust omschrijven?

05.Hoeveel stuks of porties fruit en groenten eet u op een dag? Fruit en groenten kunnen in blik, vers, diepvries of sap zijn.

06.Hoe vaak eet u vlees, eieren, vis, gevogelte OF vleesvervangers?

07.Hoe vaak gebruikt u melkproducten? Voorbeelden zijn melk, karnemelk, drinkyoghurt, yoghurt, vla, kwark, pudding, kaas en melkvervangers zoals met vitamines verrijkte sojaproducten.

08.Hoeveel vocht drinkt u op een dag? Voorbeelden zijn water, thee, koffie, kruidendrankjes, melk of melkproducten, vruchtensap en frisdrank, maar geen alcohol. 1 longdrinkglas = 250 ml = 2 kopjes van 125 ml.

09.Heeft u last van hoest, verslikken of pijn wanneer u voedsel OF vocht doorslikt?

10.Heeft u moeite met bijten of kauwen op voedsel?

11.Gebruikt u commerciële maaltijdvervangers of supplementen? Shakes, puddingen, drinkvoeding of energierepen.

12.Eet u één of meer maaltijden per dag samen met iemand?

13.a. Wie bereidt doorgaans uw maaltijden?

13.b. Welke stelling past het best bij de bereiding van uw maaltijden?

14.Heeft u problemen met het doen van uw boodschappen? Problemen zijn bijvoorbeeld een slechte gezondheid of invaliditeit, een laag inkomen, geen vervoer hebben, de weersomstandigheden, of iemand vinden om boodschappen te doen.

01.a. Is uw gewicht de afgelopen zes maanden veranderd?

01.b. Heeft u de afgelopen zes maanden geprobeerd om uw gewicht te veranderen?

01.c. Vindt u uw lichaamsgewicht ...?

02.Slaat u maaltijden over?

03.Beperkt of vermijdt u bepaalde voedingsmiddelen?

04.Hoe zou u uw eetlust omschrijven?

05.Hoeveel stuks of porties fruit en groenten eet u op een dag? Fruit en groenten kunnen in blik, vers, diepvries of sap zijn.

06.Hoe vaak eet u vlees, eieren, vis, gevogelte OF vleesvervangers?

07.Hoe vaak gebruikt u melkproducten? Voorbeelden zijn melk, karnemelk, drinkyoghurt, yoghurt, vla, kwark, pudding, kaas en melkvervangers zoals met vitamines verrijkte sojaproducten.

08.Hoeveel vocht drinkt u op een dag? Voorbeelden zijn water, thee, koffie, kruidendrankjes, melk of melkproducten, vruchtensap en frisdrank, maar geen alcohol. 1 longdrinkglas = 250 ml = 2 kopjes van 125 ml.

09.Heeft u last van hoest, verslikken of pijn wanneer u voedsel OF vocht doorslikt?

10.Heeft u moeite met bijten of kauwen op voedsel?

11.Gebruikt u commerciële maaltijdvervangers of supplementen? Shakes, puddingen, drinkvoeding of energierepen.

12.Eet u één of meer maaltijden per dag samen met iemand?

13.a. Wie bereidt doorgaans uw maaltijden?

13.b. Welke stelling past het best bij de bereiding van uw maaltijden?

14.Heeft u problemen met het doen van uw boodschappen? Problemen zijn bijvoorbeeld een slechte gezondheid of invaliditeit, een laag inkomen, geen vervoer hebben, de weersomstandigheden, of iemand vinden om boodschappen te doen.

Testresultaat